Lesvoorbereiding
Drama
vertelpantomime
& improvisatie
VOORBEREIDING
Omcirkelen: Dit is een gedeeltelijk
leerkracht-gedeeltelijk leerling gestuurde les.
Dit
is een zelfontworpen
les.
|
DOELEN
VOOR DE LEERLINGEN
|
DOEL(EN)
+ Welk type doel; kennis en inzicht,
vaardigheid of attitude gerelateerd?
+ Wat moet deze les opleveren (product,
specifiek en meetbaar)?
+ Welk gedrag wil ik oproepen/ wat moeten de ll
tijdens de les oefenen of ervaren (procesdoel)?
|
Het doel voor deze les is attitude
gerelateerd want ik hoop dat zij aan het einde van de les positief
tegenover het vak drama staan en zich hebben ontspannen. Het doel is ook
vaardigheid gerelateerd omdat de leerlingen oefenen met improviseren en het
uitbeelden van figuren en emoties.
Na deze drama les kunnen de kinderen
verschillende emoties en Halloween figuren uitbeelden.
Tijdens deze les hebben de leerlingen
geoefend met het improviseren van een stukje drama. Ook hebben de kinderen
ervaren dat een drama les heel leuk en ontspannen kan zijn.
|
LESSPECIFIEKE
BEGINSITUATIE
|
KENNIS
/ VAARDIGHEDEN
+ Wat weten en/of kunnen de leerlingen al?
+ Van
welke vakspecifieke theorie, didactiek, leerlijnen maak ik gebruik?
|
Dit is per groep verschillend en staat dus niet
vast. Dit kan iedere leerkracht of stagiaire voor zichzelf invullen.
|
ONDERWIJSBEHOEFTEN
+ Wat
zijn de pedagogische en didactische onderwijsbehoeften van de groep?
+Indien van toepassing: Wat zijn specifieke
individuele onderwijsbehoeften?
|
Ook dit gedeelte is per groep verschillend en
kan de leerkracht of stagiaire invullen voor de eigen groep.
|
BELEVING
+ Op welke ervaringen kan ik aansluiten?
+ Actualiteit (leefwereld)
+ Betrokkenheid
|
De
ervaringen van de leerlingen verschilt ook per groep. Als leerkracht of
stagiaire kun je hierbij aansluiten als je weet wat de ervaringen van de
leerlingen zijn. De actualiteit/leefwereld van de leerlingen is
verschillend maar er kunnen zeker dingen overeenkomen. Zo zijn leerlingen
even oud en zitten in dezelfde groep. Zij zijn voor hun gevoel al heel
‘groot’ en willen dan ook graag dingen doen die zij leuk vinden. Het
tv-programma de lama’s kennen zij misschien wel. Dit is ook een
improvisatieprogramma van verschillende cabaretiers. Dit zou je de
leerlingen nog kunnen tonen. Zo houd je leerlingen betrokken en je kunt de
leerlingen herinneren aan het feit dat bij improvisatie niets fout is.
|
MATERIALEN
|
MATERIALEN
+ Wat moet ik klaarleggen, welke leermiddelen
gebruik ik?
+ Op welke manier laat ik de materialen de
lesinhoud ondersteunen.
+ Welke methoden, bronnen gebruik ik?
|
Bij
deze les heb je niet veel materialen nodig.
Je
kunt een stukje van de lama’s opzoeken op internet om de les in te openen
maar je kunt ook een stukje Halloween of een eng liedje opzoeken. Deze zijn
veelal te vinden en zo kunnen leerkrachten/stagiaires zelf beslissen wat
het beste bij de groep past.
Daarnaast
heb je het verhaal nodig om in de kring te vertellen (De vertelpantomime)
en zijn de spelkaartjes nodig om de kern met de kinderen uit te voeren
(Emoties - roze en personages - blauw)
Het
verhaal en de filmpjes ondersteunen de les om het aantrekkelijk te maken
voor de leerlingen. Daarnaast wil je dat de leerlingen zich vrij voelen om
zich te uiten.
|
LESOPBOUW
|
|
TIJD
--
Min
|
ACTIVITEIT
Wat doe ik? Wat doen de
leerlingen?
|
Vorm
ISK
|
INLEIDING
+ Verwachtingen / doelen duidelijk maken
|
10
min
|
De leerlingen zitten allemaal in een
kring en de leerkracht verteld over het feest ’Halloween’. Daarna verteld
ze dat ze een verhaal gaat vertellen: ‘Er belt iemand aan’. Ze legt de
leerlingen uit dat ze het verhaal eerst een keer gaat voorlezen en dat zij
heel goed moeten opletten omdat zij daarna een opdracht krijgen. Vervolgens
na het verhaal vertelt zij de leerlingen dat zij tijdens het verhaal door
middel van bewegingen het verhaal mogen uitbeelden. De leerkracht doet zelf
deze bewegingen ook voor. In het verhaal zijn personages en emoties
verborgen die de kinderen uit kunnen beelden. Dit is ter voorbereiding op
de kern van deze les.
|
|
KERN
Houd rekening met:
LESSTOF
+ Welke informatie komt aan bod, in welke volgorde en aan wie?
+ Hoe maak ik de lesstof toegankelijk en overzichtelijk?
+ Welke vragen stel ik en aan wie?
+ Heb ik goed voor ogen wat ik met deze les wil bereiken?
+ Pendelen tussen leerstof, leerling en leefwereld.
WERKVORMEN
+ Welke werkvormen kies ik en voor wie?
+ Hoe zorg ik voor voldoende variatie in werkvormen?
BEGELEIDING
+ Welke positieve kenmerken zijn er en hoe speel ik daar op in?
+ Hoe speel ik in op onderwijsbehoeften?
+ Hoe cluster ik de kinderen in groepen.
+ Hoe stimuleer ik de motivatie van leerlingen?
+ Hoe geef ik feedback aan leerlingen?
GROEPS
MANAGEMENT
+ Wat kan ik al voorzien en hoe reageer ik daarop
+ Beurtverdeling
+ Pakken en opruimen materialen
+ Regels, afspraken
|
15
min
|
Na de opening vindt er een kleine instructie
plaats over de nieuwe opdracht. De leerlingen gaan in
tweetallen samen de scene ‘Er belt iemand aan’ naspelen (improviseren). Zij
kiezen deze tweetallen zelf maar natuurlijk bied je als
leerkracht/stagiaire ondersteuning zodat iedere leerlingen uiteindelijk een
maatje heeft. Een van de leerlingen belt aan en speelt een personage. Het
andere leerling improviseert hier een emotie op en zo ontstaat er een
verhaaltje. Iemand belt aan… en de ander doet dus open. Wat gebeurt er
(eigen invulling)? De leerlingen mogen voor deze opdracht kaartjes
gebruiken ter ondersteuning. De ene leerling heeft een kaartje met een
emotie en de andere leerling heeft een kaartje met een personage. Zij
zeggen niet hardop wat zij uitbeelden maar spelen gewoon verder. Door
middel van het uitbeelden en de geluiden die zij maken, ontdekken zij wat
de ander bedoeld. Zij wisselen ook een keer van rol zodat zij beide hebben
geoefend. Door goed uit te beelden ontstaat er een klein toneelstukje uit!
Ter differentiatie kun je de leerlingen waarbij het natuurlijk
gaat, zelf een emotie of personage laten bedenken. Hierbij moeten zij
natuurlijk wel blijven denken aan het thema Halloween.
Tijdens deze les is het belangrijk dat je zorgt dat iedere
leerlingen zich op zijn of haar gemak voelt want zo ontstaat er een vrije
sfeer om te spelen.
Tijdens de kern van de les maak je dus gebruik van de
improvisatievorm. Door als leerkracht/stagiaire rond te lopen kun je zien
hoe het gaat en of de leerlingen plezier hebben. Je kunt hen stimuleren
door complimenten te geven en even te klappen voor het stukje. Ook kun je
hen tips en tops geven als je langs loopt. Als je ziet dat leerlingen het
lastig vinden, kun je hier ook gelijk op inspringen en hen even bijstaan in
het nadenken over hun emotie of personage.
Motiveer de kinderen in het GROOT maken van hun bewegingen!
|
|
KLAAR
/ NIET KLAAR
+ Wat kan een leerling doen
als hij klaar / niet klaar is?
|
N.v.t.
|
Niet van toepassing.
|
|
AFSLUITING
+ Hoe bespreek ik de les na?
+ Hoe controleer ik of leerlingen de doelen hebben bereikt?
+ Hoe evalueer ik de les met de leerlingen?
|
5
min
|
Als afsluiting mogen de leerlingen weer
in de kring komen zitten. De leerkracht bespreekt met de leerlingen hoe het
gegaan is en wat zij ervan vonden. (wat ging goed? Wat ging minder goed?
Wat vond je makkelijk en wat vond je moeilijk?) Daarna kun je vragen of er
leerlingen zijn die in tweetallen willen laten zien wat zij hadden bedacht.
Moedig de leerlingen aan dit te doen. Daarna laat je de leerlingen voor
zichzelf en de andere leerlingen applaudisseren. Daarmee sluit je je les af!
|
|
OVERGANG
+ Hoe zorg ik voor een
overgang naar de volgende les?
|
N.v.t.
|
Niet van toepassing.
|
|
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten